Via het wandelnetwerk Het Groene Hart kun je in de Lopikerwaard rond dorpen als Polsbroek en Benschop weidse dagwandelingen maken over onverharde kades en weilandpaden – terug naar de Middeleeuwen en de weidevogels van nu.
Na de beboste kade – een smalle vergraste zandweg die aan twee kanten begeleid werd door een watergang – blijft er alleen maar eindeloze weidsheid over op het nauwelijks zichtbare paadje door het weiland.
Hier, in het hart van het Groene Hart, is het landschap in hoekige en regelmatige vlakken verdeeld, in noord-zuid richting van elkaar gescheiden door de rechte lijnen van sloten en van oost naar west door een lint van boerderijen of bomen in de verte. In zijn ontwikkeling naar de abstractie van vlakken en lijnen kun je je inbeelden dat Mondriaan zich heeft laten inspireren door dit strak vormgegeven, man made landschap, dat al sinds de tweede helft van de 11e eeuw deel uitmaakt van het West-Nederlandse collectieve geheugen. Na de bedijking van de Lek werd het veengebied voorbij de rivier systematisch ontgonnen in kavels van 1250 meter lang en 110 meter breed. Daarbij werd de bochtige loop van de rivier als uitgangspunt genomen, waardoor de landinwaarts gelegen kades niet volledig strak zijn, maar meebuigen met de meanders van de rivier.
Tussen de kavelblokken kwamen in een lang lint de boerderijen te liggen – daar gingen de kolonisten wonen die hun land mochten bewerken tegen het afstaan van 10% van de opbrengst aan de ‘copers’, die van de Bisschop van Utrecht de concessie tot ontginning hadden gekregen. Zij komen terug in de naamgeving: je wandelt hier door het copelandschap. Bijzonder: na bijna 1000 jaar is de structuur van dit landschap nog tot in detail te beleven – hier maak je werkelijk een stap in de richting van de Middeleeuwen.
Hazen en koeien
Regelmaat is troef: telkens wandel je 1250 meter van de ene naar de andere kade door grasland; kijk je onderweg naar oost of west dan is het uitzicht eindeloos, want nergens ligt er een kade of dorp in de zichtlijn. Niets dan grasland en toch heeft elke weide zijn eigen specificaties. De eerste doorsteek heeft alles van een hazenpad, want links en rechts rennen de langoren weg. Eentje staat er op z’n achterpoten, de omgeving scannend, neemt mij waar en kiest het (juist, ja). Na Polsbroek is er een schelpenpaadje, het Kerkepad, en ja, je loopt in de richting van een kerktoren, het is de spits van het godshuis in Cabauw. Katholieke Polsbroekenaren hadden na de Reformatie geen eigen kerk meer, maar via dit paadje konden ze toch de zondagse mis bijwonen.
De veenweiden zijn een belangrijk veeteeltgebied. En dat blijkt meteen aan het begin van de route, als ik word verwelkomd door een stoet koeien die vers gemolken weer naar de weide mogen. De een slingert dromerig, onvast op de poten, een tweede komt enthousiast aangerend: ‘Ha fijn, weer weidedag.’ Dat geldt zeker niet voor alle koeien, want veel weilanden zijn leeg en langs de boerderijlinten zie je de oorzaken – nieuwe, grote, open stallen, waar de koeien dag en nacht verblijven. En die draaien die stap naar de Middeleeuwen weer terug naar nu – oh ja, dit is wel landbouw in de 21e eeuw.
De vogelmagneet
Opnieuw is er een prachtige achterkade, een smal pad met links en rechts doorkijkjes langs de elzen over het open weidegebied, en dan nog twee keer de weiden in met hun vaste maten: eerst 1250 meter tot het boerderijenlint van Polsbroekerdam en dan tot de volgende achterkade. En daar is alles ineens anders, want een kakafonie van vogelgeluiden stijgt op (gesnater, gegak en de hoge pieeuuw van weidevogels) en ik zie lepelaars, kieviten, meeuwen, eenden, meerkoeten, futen, maar vooral veel ganzen. ‘Ja, nu, in de zomer, zijn er zo veel ganzen, dat ze agrariërs te veel overlast bezorgen’, vertelt Luuk Oevermans van Staatsbosbeheer, ‘Om de aantallen te beheersen prikken we eieren door en ook zijn er nu opvangacties mogelijk, waarbij ganzen worden gevangen en vergast.’
Dit natuurontwikkelingsgebied, Willeskop, bestaat uit ondiepe plassen en bleek sinds de opening in 2002 een eldorado voor vogels; Staatsbosbeheer noemt het dan ook een vogelmagneet. ‘Kom je hier in voor- of najaar, dan zijn de weidevogels in de meerderheid. Vooral voor steltlopers als de grutto is dit een belangrijk rustgebied, een tussenstop tussen hun broed- en overwinteringsgebieden. De Lopikerwaard is door zijn openheid heel geschikt als broedgebied, maar intensieve agrarische bedrijfsvoering staat dat vaak in de weg. Vele weidevogels trekken daarom door naar de Friese weiden.’
Bij de vogelmagneet staat een uitkijktoren, een niet te missen hoogtepunt, want je kijkt uit over de plassen vol vogels – levendig en vol lawaai -, met aan de andere kant de rust en ruimte van de veenweiden. Zie hoe in de verte een sliert koeien zich door zonbeschenen weiland graast. Holland op z’n mooist. Een laatste kade, links het land, rechts de plas, brengt je terug – uren gewandeld over onverharde paden in onmetelijk laagland.
Wandelnetwerk Groene Hart
Het wandelnetwerk Groene Hart ligt in het westen van de provincie Utrecht en heeft een lengte van 600 km. Je kunt er je eigen routes uitzetten, opslaan (ook als GPS-bestand) en printen. Je ziet of de routes toegankelijk zijn voor honden, of de paden verhard of onverhard zijn. Voor dit artikel richtte ik mij op de Lopikerwaard, waar je vrijwel 100% onverharde routes kunt uitzetten. De beschreven route begint bij knooppunt 70 (waar ook een Parkeerplaats is) en gaat verder via 79-59-36-35-34-42-38-45-69; een route van 12 km. Deze route is naar alle kanten uit te breiden, een van de langste varianten biedt een rondwandeling van 24 km, geheel onverhard! Er is een beperking: in het broedseizoen zijn niet alle paden toegankelijk.
Dit verhaal verscheen in 2016 in wandelkrant Te Voet.
1 gedachte over “De Lopikerwaard”